De islam bestrijden in andere tijden 2 oktober 2014

In de negentiende eeuw zogen lokale moslimheersers in Herzegovina en Bosnië hun christelijke onderdanen zodanig uit dat duizenden omkwamen van honger. De vele protesten en opstanden beantwoordden ze met moordpartijen. Toen de puissant rijke Jenny Merkus over de Grote Herzegovijnse Opstand hoorde, besloot ze metterdaad de christenen te gaan bijstaan. Ze kocht wapens en hulde zich ter plaatse in mannelijke Herzegovijnse kleding. Op 10 december 1875 presenteerde zij zich, te paard en met de Nederlandse vlag in de hand, voor de in het besneeuwde landschap, min of meer in het gelid staande bergbewoners en internationale vrijwilligers onder leiding van Mićo Ljubibratić. Zij verklaarde: “Ik ben een Jeanne d’Arc. Ik bezit al haar hoedanigheden. Binnen drie maanden zullen de Turken van de Balkan verdreven zijn.”

Aanvankelijk hield zij zich vooral bezig met het opblazen van Turkse forten met behulp van het nog maar net uitgevonden en daarom erg gevaarlijke dynamiet in het gebied boven Dubrovnik dat door orthodoxen en katholieken werd bewoond. De met de Herzegovijnen geallieerde Montenegrijnen konden niet nalaten hun gedode vijanden als trofee het hoofd af te snijden. De New York Times beschrijft hoe zulke hoofden in de opstandelingenkampen met etaleertalent tentoon waren gelegd. De moslims deden hetzelfde. Daarna snelde Jenny in het overwegend katholieke Neder-Herzegovina keer op keer te paard de Turken tegemoet, altijd in het eerste gelid in het midden en naast de vaandeldrager, – daarbij sommige zich in de bosjes verschuilende mannen naar voren commanderend.

De internationale pers smulde van de activiteiten van de Nederlandse strijdmaagd. Van San Francisco tot Sint-Petersburg en van IJsland tot Nieuw-Zeeland verslonden de krantenlezers de verslagen over Jenny’s heldendaden. In Nederland wist Jenny’s invloedrijke familie echter te bewerkstelligen dat haar naam pas veel later en dan nog maar mondjesmaat in de pers opdook. Jenny is hier dan ook altijd onbekend gebleven.

Oostenrijk-Hongarije, dat zelf Bosnië-Herzegovina wilde inlijven, wist Ljubibratić en Jenny en hun staf op 10 maart 1876 op Herzegovijns grondgebied te arresteren. Jenny werd als Nederlands staatburger echter weer vrijgelaten. In Belgrado werd zij als de Jeanne d’Arc van de onderdrukte Serviërs binnengehaald. Meer dan de helft van de bevolking eerde haar met een enorme fakkeloptocht, muziek door de militaire kapel en zang door een groot mannenkoor. Jenny beloofde met het Servische leger mee de Drina over te trekken om Bosnië van de onderdrukking van de mohammedanen te bevrijden. Ze vormde een eenheid van 500 mannen en vrouwen en streed in juli mee in de vooral uit buitenlanders bestaande vrijwilligersbrigade. Haar opvallende onverschrokkenheid gaf de soldaten keer op keer moed. Haar faam kreeg mystieke vormen. De Turken hadden intussen een geheel uit vrouwen bestaande eenheid in de strijd geworpen dat onder commando stond van de Koerdische Kara Fatma, die haar sporen al in de Krimoorlog van 1853/56 verdiend had. Na de grote slag aan de Staraća moest zelfs generaal Alimpić, die Jenny altijd met dédain had behandeld, aan buitenlandse journalisten bekennen: “Zij heeft gevochten als tien mannen”. Als ze op die 20e juli gesneuveld zou zijn, zou Jenny, net als de echte Jeanne d’Arc, wereldberoemd gebleven zijn. Maar dat ‘geluk’ had ze niet….

Vergelijken we die mensen en omstandigheden uit Jenny’s tijd met die in de onze, dan zien we bijvoorbeeld dat veel van de hedendaagse conflicten tussen christenen en moslims ook al meer dan honderd jaar geleden in vergelijkbare vorm zich afspeelden.

Net als nu, waren de Europese landen in Jenny’s tijd verontwaardigd over de onderdrukking van christenen door bepaalde groepen moslims, maar deden daar weinig aan. Tot wanhoop van Victor Hugo, die daarop zijn beroemde essay Pour la Serbie schreef waarin hij pleit voor de vorming van de Verenigde Staten van Europa om de onderdrukte Servische, Bulgaarse en andere christenen op de Balkan van het moslimjuk te bevrijden en oorlog voorgoed uit te bannen. Net als toen worden tegenwoordig weer hoofden afgesneden, maar niet alleen door moslimfundamentalisten in Syrië en Irak. Twintig jaar geleden nog onthoofden moslims in Bosnië-Herzegovina tientallen onschuldige Servische mannen, vrouwen, kinderen en bejaarden, zoals men kan lezen op www.srpska-mreza.com/Bosnia/decapitation.html. Aan Koerdische zijde vechten weer honderden vrouwen mee, nu tegen de fundamentalisten, toen aan Osmaanse zijde.

Wat verder opvalt, is de sterke overeenkomst tussen de manieren van werken van veel journalisten toen en nu. Sommige van hen trokken toen embedded met opstandelingen mee; anderen mochten met de regeringstroepen optrekken. De verslagen over dezelfde gebeurtenissen in verschillende kranten lopen echter sterk uiteen, afhankelijk van de hun lezerspubliek. Vele dagbladen pasten de van de persbureaus ontvangen berichten eveneens aan de smaak van hun lezers aan. Ook dit is nu nog steeds het geval.

Al sinds de tijd van Mohammed bestaat er een gespannen en vaak ronduit vijandige relatie tussen de aanhangers van Islam en Christendom. Jenny had zelf echter bepaald geen hekel aan moslims in het algemeen, integendeel. Zij had aan de Parijse Sorbonne enige tijd Arabisch gestudeerd om de Koran in de oorspronkelijke taal te kunnen lezen en dat heeft ze ook geprobeerd. Zij streed dan ook niet tegen de islam of de moslims, maar tegen de onderdrukking van christenen.


Wim van den Bosch schreef samen met René Grémaux de biografie van Jenny (Jeanne) Merkus (1839-1897), onder de titel Mystica met kromzwaard, welke bij Eburon is verschenen.