De volgende vragen komen in deze studie aan de orde:
– Gaan we het oude rioolsysteem repareren en vervangen of ontwikkelen we nieuwe (deel)systemen?
– Gaan we het net van hoogspanningskabels nog verder uitbreiden en verbinden en maken we ons daarmee afhankelijker van andere (EU)regio’s? Of creëren we minder storingsgevoelige netwerken?
– Blijven we steeds minder betrouwbaar water ‘zuiveren’? Of gaan we toch verder met het door beginnersfouten mislukte systeem van splitsing in zuiver drinkwater en huishoudwater?
– Blijven we organisch afval vermengen met schadelijk, of niet afbreekbaar afval?
– Wat zijn de consequenties voor de ruimtelijke inrichting van Nederland en bestaan er geen alternatieven die economisch en ecologisch beter zijn om onze wereld meer volhoudbaar maken? Kortom, hoe zullen we onze ‘essentiële behoeften’ volhoudbaar vervullen? Komt het neer op heteronomie, autonomie of een combinatie van beide?
Te zien is dat de methoden en technieken die worden toegepast bij de huidige essentiële infrastructuren voor de energie- en sanitatievoorziening te duiden zijn als traditioneel en centralisatie-paradigma volgend. Er is sprake van structurele schaalvergroting. Er is toenemende heteronomie van essentiële voorzieningen en stringente regelgeving maakt dit vaak onontkoombaar. Er wordt weinig gedaan aan de onderliggende milieuproblemen. Sterker nog, ook deze nieuwe oplossingen kunnen opnieuw tot problemen leiden.
Het besef dat andere, meer duurzame alternatieven gevonden kunnen worden door juist af te stappen van de specifieke kenmerken van de traditionele paradigma’s, lijkt bij een grote groep van de relevante actoren nog te ontbreken. Dit onderzoek benadrukt het belang voor volhoudbaarheid van een wederkerige relatie tussen centrale en decentrale systemen, en de integratie (interconnectie) van oplossingen voor de energie, afval en afvalwatervoorziening.