Gouda was in de eerste helft van de negentiende eeuw een stad in verval. Veel bedrijven leidden een kwijnend bestaan, terwijl de bevolkingsontwikkeling stagneerde. In de smalle straten en stegen was de armoede zichtbaar aanwezig. De meeste arbeiders woonden met hun grote gezinnen in lage bedompte huizen, waarin elke vorm van comfort ontbrak. Het eten was karig en het drinkwater kwam uit de vervuilde grachten. Vuilnishopen verspreidden een verpestende stank. Besmettelijke ziekten als pokken en cholera hadden vrij spel met het onvermijdelijk gevolg dat de gemiddelde leeftijd laag was. Alcohol was voor menig Gouwenaar het middel bij uitstek om zich gedurende een korte periode aan dit deprimerende bestaan te onttrekken.
Tegen deze achtergrond schreef stadsdokter Willem Frederik Büchner in 1842 zijn Bijdragen tot de geneeskundige topographie en statistiek van Gouda. In al zijn beknoptheid is dit boek tot op de dag van vandaag de belangrijkste informatiebron over Gouda in de eerste helft van de negentiende eeuw. Wat de studie zo bijzonder maakt, is de verrassende onderwerpkeuze, de heldere structuur, het gebruik van statistiek, de grote kennis van zaken en het heldere taalgebruik.
Opnieuw uitgegeven door de Historische Vereniging die Goude ter gelegenheid van haar 75-jarig bestaan.