Bochtige wegenKentheoretische kanttekeningen in persoonlijke kaders Jan van Riemsdijk

24,95

Vrijwel niemand heeft een helder zicht op de onvermijdelijke strijdigheden tussen ons fenomenale en ons kennende beleven en op de uiteenlopende functies en mogelijkheden van die belevingsvormen. In dit boek stelt Jan van Riemsdijk vanuit een vooral biologische en neurobiologische basis de vraag of wij op een pragmatische en bevredigende wijze om kunnen gaan met de uiteenlopende mens- en wereldbeelden die, ondanks hun toenemende strijdigheid, hun eigen biologische en levensbeschermende functies vervullen.

“Speel ik hier met gedachten,
of spelen gedachten met mij?

Of spelen gedachten, uiteindelijk,
vooral toch met elkaar?”,

… zo vraagt Jan van Riemsdijk zich af. Vrijwel niemand heeft een helder zicht op de onvermijdelijke strijdigheden tussen ons fenomenale en ons kennende beleven en op de uiteenlopende functies en mogelijkheden van die belevingsvormen. De auteur stelt vanuit een vooral biologische en neurobiologische basis de vraag of wij op een pragmatische en bevredigende wijze om kunnen gaan met de uiteenlopende mens- en wereldbeelden die, ondanks hun toenemende strijdigheid, hun eigen biologische en levensbeschermende functies vervullen.

In Bochtige Wegen verschijnt het verrassende mensbeeld dat de neurobiologie ons steeds dwingender voorhoudt, maar dat, ondanks het groeiende feitenmateriaal, zowel binnen vakkringen als binnen het bredere publiek, nog nauwelijks aandacht weet te winnen. Waarom niet? Waarschijnlijk omdat de boodschap ons niet kan bekoren:

“Wij zijn geen wie,
wij zijn een wat.

Wij zijn geen ik,
wij zijn een dat.”,

… stelt Van Riemsdijk. De weerzin tegenover ironische beweringen van deze soort is begrijpelijk, want in het licht van de recente kennis blijft weinig ruimte voor het klassieke en gekoesterde beeld van de mens als een centraal bestuurde eenheid, als een organisme dat het eigen leven van bovenaf, vanuit een vast punt – een ‘Ik’ – zou besturen. Het nieuwe beeld confronteert ons met de mens als een puur biologisch, complex, gespreid, zich automatisch organiserend, reorganiserend, programmerend en herprogrammerend systeem. Een systeem dat tastend en zwervend, onderweg blijft naar volgende posities binnen de grenzen van het mogelijke en het leefbare. Dit beeld is, voorlopig, nog bijna nergens welkom.

Jan van Riemsdijk (1931) studeerde klinische psychologie, promoveerde tot doctor in de sociale wetenschappen, werkte aan twee universiteiten, werd eerst algemeen secretaris van de Raad voor de Kunst, daarna hoogleraar-directeur van de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten, en verdiepte zich vervolgens in verdere studies waarbinnen biologie en neurobiologie een dominante positie verwierven. Eerder publiceerde hij, o.a., De bestorming van het brein, Het lied van de neuronen, en Mensbeeld (Tussenstand in een ontdekkingsreis).

Subtitel

Auteur(s)

ISBN

Jaar

Pagina's

Uitvoering

Taal