De minister en de inspecteur-generaalFragmenten uit de geschiedenis van het onderwijstoezicht Ferdinand Mertens

21,00

Dit boek duikt diep in de complexiteit van onderwijstoezicht in Nederland. Geschreven door een voormalig Inspecteur-Generaal, belicht het de relatie tussen de minister en inspectie sinds de Mammoetwet tot heden. Het wijst op de beperkingen van wettelijke onafhankelijkheid en pleit voor ‘moedige mensen’ om dit te waarborgen. Cruciaal voor iedereen die de toekomst van overheidscontrole wil begrijpen.

De inspectie van het onderwijs wordt geleid door de Inspecteur-Generaal die ressorteert onder de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap. Van de inspectie wordt onafhankelijkheid in waarneming en oordeel verwacht en dat kan spanning geven in de relatie met de minister. Voor het onderwijs is er sinds 2002 een afzonderlijke wet op het onderwijstoezicht (WOT) die een waarborg moet bieden voor die onafhankelijkheid. In de huidige wet heeft de minister een zg. aanwijzingsbevoegdheid. Met die bevoegdheid kunnen verschillen in opvatting tussen minister en inspectie beslecht worden waarbij de Tweede Kamer het laatste woord heeft. Die aanwijzingsbevoegdheid staat ter discussie.

De auteur verhaalt van binnenuit wat er aan de wet op het onderwijstoezicht vooraf ging en hoe de verschillende ministers van onderwijs, over het toezicht dachten, het toezicht vorm gaven of verwaarloosden. sinds de zg. Mammoetwet. (Wet op het Voortgezet Onderwijs uit 1963).

Na 2002 is het toezicht door wijzigingen in de wet weer strakker geregeld en is de inspectie bij de uitvoering van het toezicht meer gebonden.

De auteur wijst er op dat een wettelijke regeling van de onafhankelijkheid nog geen voldoende waarborg is voor daadwerkelijk onafhankelijk gedrag van de degenen die met het toezicht belast zijn. Onafhankelijkheid moet worden waargemaakt en dat vraagt, naast goede wetgeving, om moedige mensen.

Het boek kan ook gelezen worden als een case-study die van betekenis kan zijn voor het bredere verhaal van het toezicht van de Rijksoverheid waar voor de toekomst veel van verwacht wordt.

 

Prof. (em) dr. Ing. Ferdinand Mertens (1946) studeerde werktuigbouwkunde en sociologie. Na verschillende functies bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waaronder die van Directeur-Generaal Beroepsonderwijs, vervuld te hebben werd hij in 1996 benoemd tot Inspecteur-Generaal van het Onderwijs. In 2001 trad hij aan als Inspecteur-Generaal van Verkeer en Waterstaat en werd vervolgens in 2005 benoemd tot lid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV), in combinatie met een hoogleraarschap aan de TU Delft. Aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) was hij tot 2015 verantwoordelijk voor het Leeratelier Toezicht en Naleving.

Subtitel

Auteur(s)

ISBN

Uitvoering

Pagina's

Jaar

Taal

Beoordelingen

Er zijn nog geen beoordelingen.

Wees de eerste om “De minister en de inspecteur-generaal” te beoordelen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Andere suggesties…