Dat Rome de Noordelijke Nederlanden in toenemende mate beschouwde als missiegebied en daarmee diverse orden (jezuïeten, franciscanen) ruimte bood om er ook zielzorg te verlenen, was Walvis een doorn in het oog. De paters waren er naar zijn oordeel slechts op uit zoveel mogelijk zieltjes — en daarmee inkomsten — af te pakken van de pastoors, om het geld vervolgens linea recta door te sluizen naar de ordeleiding in de Zuidelijke Nederlanden. Het geestelijk welzijn van de gelovigen in de staties (parochies) stond volgens Walvis bij de paters op de tweede plaats, reden waarom nauwelijks eisen werden gesteld aan de gelovigen. Het conflict tussen de pastoors aan de ene kant en de door Rome gesteunde paters ter andere zijde liep aan het begin van de achttiende eeuw zo hoog op, dat het uiteindelijk tot een scheuring kwam. Walvis behoorde samen met enkele honderden pastoors, tot de partij die tien jaar na zijn dood de band met Rome zou verliezen, waarmee hij aan de wieg heeft gestaan van de tot op vandaag bestaande oud-katholieke parochie in Gouda.
De Goudse kerkhistoricus Paul Abels, de hoogleraar rechtsgeschiedenis Jan Hallebeek en de oud-katholieke bisschop van Haarlem Dick Schoon hebben ervoor gezorgd dat ook Walvis’ hoofdwerk nu in druk is verschenen. Daarmee zijn alle belangrijke historische werken van Walvis ontsloten, want eerder werden zijn geschriften over het Aartspriesterdom Gouda en over de ‘onkatholieken’ (protestanten) in Gouda al door de Historische Vereniging ‘die Goude’ in druk uitgegeven. Voor de geschiedschrijving van Gouda, maar ook van de kerkelijke verwikkelingen in de 17de en 18de eeuw is met dit boek een belangwekkende bron beschikbaar gekomen.