Geloof, hoop en liefde. En natuurlijk is de meeste van deze de liefde. Maar hoe staat het met de hoop? In de kerk en theologie van dit moment wordt er over het begrip hoop niet veel meer gesproken. Terwijl nog niet zo lang geleden het een belangrijk thema was. In de jaren ’60 kwam Jürgen Moltmann met een ‘theologie van de hoop’. De hoop op het Koninkrijk van God werd ethisch en politiek vertaald. Geloven betekende hopen, en hopen betekende doen. Met jouw manier van leven vooruitlopen op het Koninkrijk! Maar dat Koninkrijk kwam maar niet… Deze beweging liep in de jaren ’80 op teleurstellingen stuk.
Het gebod van de hoop stelt opnieuw de vraag wat hoop en ieders individuele manier van leven (‘ethiek’) met elkaar te maken hebben. Het werk van bekende theologen als Moltmann en Pannenberg wordt in een dialoog geplaatst met het originele denken van Friedrich-Wilhelm Marquardt. Als Duitser, levend in het tijdperk na Auschwitz, ging Marquardt in de leer bij het jodendom. Hij leerde zo de God van Israël op een nieuwe manier kennen. Hij ontdekte dat de geboden – ook voor niet-joden! – een bron van hoop en richting voor het leven kunnen zijn.
Coen Constandse studeerde theologie in Utrecht en werkte als promovendus aan de Protestantse Theologische Universiteit, vestiging Utrecht. Hij publiceerde eerder artikelen over A.J. Heschel en F.-W. Marquardt.