Het Christelijk Jongensinternaat in Zeist was een protestants-christelijk internaat dat heeft bestaan van 1909 tot 1981. Oorspronkelijk bedoeld voor zonen van predikanten en medici, bood het internaat een tehuis aan vele generaties jongens die zich later dikwijls zeer verdienstelijk hebben gemaakt bij overheid en bedrijfsleven. Aan het internaat waren veel bekende namen verbonden, waaronder de gereformeerde voorman Colijn (de latere minister-president), die vanaf 1919 het curatorium van het internaat en het eraan verbonden lyceum voorzat.
Het Internaat omvat een complete geschiedschrijving van de meest vooraanstaande protestantse kostschool van Nederland. Oprichting, doelstelling, beleid, financiering, verwevenheid met maatschappelijke instellingen en het dagelijks leven van de leerlingen passeren de revue, zoals de verhouding van de “internisten” tot de verschillende predikant-directeuren, door hen traditiegetrouw “de Do” genoemd. Voorts de moeilijke jaren onder de Duitse bezetting, de leerlingenopstand in 1950, en het langzame verval van het internaat in een veranderende samenleving. Het Internaat biedt een kritisch, maar vooral meeslepend en met veel liefde verteld relaas, niet alleen gebaseerd op de eigen ervaringen van de auteur, maar vooral ook op archieven, het blad Internaatsnieuws, en interviews met bewoners en betrokkenen.
Auteur Jan van Rossem was “internist” van 1943 tot 1950. Van zijn hand verscheen eerder Tietjerksteradeel 1940/1945 (Burgum, 1995).