Paul van Ostayen sprak ooit over dichters en hun honger naar het absolute. Door deze poëziebeschouwingen van Johan Reijmerink wordt duidelijk hoe dichters zich bewegen op de scheidslijn tussen het bewuste en het onbewuste, het aardse en het hemelse, het fysische en het metafysische, het benoembare en het onbenoembare.
Dichters ervaren op hun eigen wijze absolute momenten die zij beleven in muziek, dagdromen, het stilleven, melancholie, dichterlijke processen en het reizen door het culturele landschap.
Een fascinerende bundel essays over de Nederlandse poëzie.