Als in 1991 het Sovjetrijk uit elkaar valt, bevinden miljoenen etnische Russen in de voormalige Sovjetrepublieken zich ineens in het ‘buitenland’. In de nu onafhankelijke Centraal-Aziatische republieken nemen etnische spanningen toe. Russen die er generaties lang hebben gewoond voelen zich er niet meer thuis. Miljoenen van hen trekken naar Rusland, het land van hun ouders of voorouders. Maar tegen hun verwachtingen in ontvangen de lokale Russen hen helemaal niet met open armen. Het is één van de grootste volksverhuizingen van de 20e eeuw, maar er is weinig over bekend. Dit boek laat zien wat de migratie heeft betekend voor de levens van deze groep mensen.
Wat zien de gemigreerde Russen als hun thuisland? De Sovjet-Unie bestaat niet meer, en ook Centraal-Azië is niet meer hetzelfde. Kunnen ze wel aarden in Rusland? Zien de lokale Russen hen wel als Russen of meer als Centraal-Aziaten? Kunnen de teruggekeerde Russen zich op hun beurt wel identificeren met de lokale bevolking?
Deze studie onderzoekt niet alleen wat de gemigreerde Russen zeggen, maar ook hoe ze zich gedragen. Hoe verloopt het contact tussen teruggekeerde en lokale Russen, welke spanningen zijn er? Wat is het verschil in opvattingen van beide groepen over gastvrijheid, cultuur en beschaving? Wat voor rol speelt de moestuin in de onderlinge contacten?
Nikki de Jong (1979) studeerde in 2006 af als cultureel antropologe aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Tijdens haar veldonderzoek woonde ze bij migranten in het provinciestadje Soezdal, in de buurt van Moskou. Ze sprak met inwoners, deskundigen en migrantenorganisaties. Dit helder geschreven boek is zowel toegankelijk voor antropologen als voor iedereen die geïnteresseerd is in Rusland, zijn Sovjetverleden, (re)migratie en identiteit.